Onnodige ballast
Zaterdagochtend. Er is niemand op straat als ik de hond uitlaat, de zon komt net op. Een zacht naderend gepiep trekt onze aandacht. Een zwerver passeert kalm op een fiets, die zwaarbeladen is met plastic zakken. ‘Onhandig om zo’n hoop spullen mee te slepen’, denk ik onwillekeurig.
Juist dezer dagen hoor ik klanten tobben over het weg organiseren van de ballast op hun bureau. Eileen heeft zeer tegen haar gewoonte de deur van haar kantoor gesloten, omdat ze er nu geen kwesties van medewerkers bij kan hebben. Ruud gaat een hele maand weg en zit elke dag tot laat in de avond talloze ‘to-do’-mails naar projectgroep leden te sturen met cc’s naar allerlei betrokkenen. Ze hebben te veel werk aangenomen en moeten knokken om er weer vanaf te komen.
Ook op het hoogste niveau wordt hiermee geworsteld. Thuis lees ik in de krant hoe AkzoNobel topman Ton Büchner terugkijkt op de tijd dat hij onder de enorme werkdruk bezweek. Hij werd overvallen door een allesomvattende vermoeidheid en moest zijn functie als bestuursvoorzitter neerleggen. Maandenlang liet hij zich onder dokterstoezicht compleet sturen door de signalen van zijn lichaam. Een keihard leerproces dat hij van zijn leven niet meer zal vergeten.
Ik wil het nog wel eens vergeten, maar áls ik er aan denk levert mijn lichaam me een hoop radarinformatie op, waarmee ik inderdaad de dagelijkse druk op mijn bestaan kan temperen. Dan hoor ik het bij voorbeeld zeggen ‘ik wil veel langer slapen’ en soms kan ik daar zomaar aan toegeven. Of ik voel dat het aangeeft ‘deze meeting vind ik buitengewoon spannend’ waarop ik kan checken wat het afbreukrisico is en welke zaken ik wil bereiken. Maar is dit genoeg?
De vraag blijft me bezighouden waarom het zo ver komt. Waarom sleept de zwerver zo veel plastic zakken met zich mee dat zijn fiets er bijna onder bezwijkt? Het lijkt of hij zichzelf en zijn omgeving wil geruststellen dat hij genoeg bezit, dat hij niemand nodig heeft. Met die gedachte valt bij mij het kwartje. Want dat is natuurlijk niet waar. Niet voor de zwerver, niet voor de topman en ook niet voor Eileen en Ruud of mijzelf. Je hebt altijd mensen nodig.
Dus Eileen moet de deur naar de gang opengooien en net zolang de gang op en neer lopen tot ze iemand gevonden heeft tegen wie ze kan zeggen dat het water haar aan de lippen staat en dat ze niet weet wat ze daar aan moet doen. En Ruud moet achter zijn toetsenbord vandaan, zijn projectgroepmedewerkers bij elkaar trommelen en zijn zorgen delen tot hij zich ervan verzekerd heeft dat ze zich ultra verantwoordelijk voelen voor de voortgang. Sturen, hulp roepen en vragen stellen waar we echt geen antwoord op weten, dat moeten we doen. En natuurlijk is dat eng want soms word je afgewezen of hoor je wat je niet horen wil.
En ikzelf? Op stille ochtenden met de hond erop uit en luisteren wie me wat te zeggen heeft.