In de wandelgangen
Als Francoise voor het eerst bij me komt, heeft ze net de uitslag van het jaarlijkse medewerkerstevredenheidsonderzoek binnen. Daar komt uit dat ze als directeur te weinig zichtbaar is.
Francoise beschrijft zichzelf als iemand die graag haar agenda doelmatig inricht, op een nuttige manier toegankelijk is, en prima kan leven met het feit dat haar aanwezigheid en aandacht schaars en dus aantrekkelijk zijn. Het ‘nee verkopen’ besteedt ze uit aan haar secretaresse en ze regelt veel van achter haar bureau. Ze vraagt zich af hoe functioneel het is wat de medewerkers van haar verlangen.
De klacht van de onvoldoende zichtbaarheid wil ze eigenlijk wegwuiven, maar zegt dan in een tussenzin dat ze de gangen in het hoofdgebouw zoveel mogelijk vermijdt. Als ik daarop doorvraag, vertelt ze dat ze zich in de gangen zo erg de directeur voelt: de mensen die opkijken van het werk en haar nakijken, de manier waarop mensen ruimte voor haar maken als ze hen tegemoetkomt in de gang, de verrassende vragen die opeens op haar afkomen, het maakt haar ongemakkelijk. Ze komt gewoon vroeg, vertrekt laat en organiseert het zo dat de mensen, die haar willen spreken, naar haar toe komen.
We bouwen een gang van stoelen en ik nodig haar uit om er doorheen te lopen zoals ze dat nu doet, de keren dat het moet. Ze loopt enigszins gehaast en voorover gebogen, haar papieren tegen de borst geklemd, terwijl ze recht vooruit kijkt. Ik krijg de indruk dat ze zo snel mogelijk van de gang af wil zijn. Zij is verrast om te horen hoe zichtbaar dat is.
Een koning beweegt anders. Als die in zijn rol door de gang loopt is dat met een rustige tred, rechtop en met een ruime vanzelfsprekendheid. Hij doet wat hij wil: mijmeren tijdens het lopen, stoppen om iets te bekijken, zijn impuls volgen om een kamer binnen te gaan, zonder beleefd te zijn weer vertrekken. Hij beweegt zich met evident gemak, onbetwist.
Na enige aarzeling probeert Francoise deze manier van lopen uit en ze vindt het prettig om met zo’n vanzelfsprekende autoriteit te bewegen. Ze merkt dat ze automatisch nieuwsgierig wordt en wil kijken wat er aan de muren hangt, wie er in huis zijn. Ze is verrast dat het zinvol kan zijn voor haar om op haar gemak rond te lopen.
Een paar weken later vertelt Francoise dat ze het iets gewoner vindt om door het gebouw te lopen. Hoewel nog altijd spannend, merkt ze dat het nuttig kan zijn om mensen in geïmproviseerde contacten te ontmoeten. Wanneer ze zich overvallen voelt, zichtbaar en ongemakkelijk, weet ze dat ze iets van de rol van toegankelijke koning kan gebruiken. Dan neemt ze de tijd voor een paar ademhalingen, voor het overzien van de situatie en het formuleren van haar respons. Waardig, maar onbevangen.