Het charmeoffensief
Net als ik me afvraag hoe het komt dat ik me niet op m’n gemak voel, valt het me op dat mijn gesprekspartner onderuit in zijn stoel zit, veel glimlacht en snel praat met grote, ronde handgebaren. Theo is financieel directeur, een gezette, energieke veertiger en heeft me met alle egards, aimabel en voorkomend, ontvangen. Dan realiseer ik me: ik ben onderworpen aan een charmeoffensief.
Theo vertelt dat hij netwerkgesprekken voert over mogelijke andere functies en twee keer heeft meegemaakt dat er geen vervolgcontact ontstaat. Dit komt neer op een afwijzing. Hij is teleurgesteld, maar relativeert dat snel. Begrijpen doet hij het niet, maar hij wil het niet meer meemaken. Ik zeg dat ik me dat kan voorstellen. Er valt een stilte in het gesprek en ik zie een vraagteken op zijn gezicht.
Het is lastig om een netwerkgesprek over je loopbaan gelijkwaardig te maken. Het vindt dikwijls op jouw verzoek plaats, er staat wat op het spel, je wilt een goede indruk achterlaten. Onder die druk loop je het risico dat je je te klein maakt (je bent bijzonder dankbaar dat de persoon tijd voor je heeft, je zult het kort houden, je laat de leiding van het gesprek aan de ander, etc) of je maakt je juist te groot, te stoer (je introduceert jezelf uitvoerig, vertelt over je ervaring en verworvenheden, stelt een vraag en onderbreekt het antwoord, etc). Beide vormen zijn een uitdrukking van zenuwen die je in de weg zitten om contact te maken in het gesprek.
Theo heeft de neiging om zich groot te maken als het spannend wordt. In de oefeningen uit zich dat in nonchalance (onderuit zitten, glimlachen) en in een zekere haast en ongeduld. Inhoudelijk gaat het met deze lichaamshouding gauw over vanzelfsprekendheden, grote lijnen, optimisme. Over mogelijke complicaties en problemen die zich in het werk hebben voorgedaan, spreekt hij alleen in termen van zijn slimme oplossingen. Hij zal hiermee zijn gesprekspartners in het gunstigste geval imponeren. Tot contact zal het niet leiden. Theo komt niet uit de verf.
Ik leg hem de vraag voor hoe hij zijn energie en optimistische grondhouding kan combineren met rust en aandacht in het gesprek. Hij wordt nieuwsgierig en probeert het uit. Als hij stevig en ontspannen zit en de tijd neemt om na te denken wat hij precies wil zeggen, komt er rust in het gesprek. En onbevangenheid. In de realistische situaties die hij beschrijft kan hij zowel zijn aanstekelijke enthousiasme kwijt als de tijdelijke momenten van wanhoop, omdat medewerkers werken met de handrem erop, het ene conflict tot het andere leidt, de tijdsdruk toeneemt. Dat leidt niet alleen tot meeleven, vragen, nieuwsgierigheid bij de gesprekspartner, maar ook tot het associatief doorgaan op andere situaties, op waar het dan om gaat, op creatieve bokkensprongen. Het gesprek ontstijgt ineens het niveau van de uitwisseling van snode, bedachte slimmigheden, de glanzende oppervlakte. Er ontstaat ruimte om het te hebben over de echte morsigheid van het dagelijks werk en de drijfveren die je op koers houden.