Een opgetilde wenkbrauw
Hanno is directeur-generaal bij een ministerie. Zijn collega’s en medewerkers luisteren naar hem, maken aantekeningen als hij praat, proberen zijn aandacht te vangen – omdat ze weten wie hij is. Maar met zijn een dikke bril, slechtzittende jasjes en naar voren gerichte tanden, heeft hij zijn uiterlijk niet mee. Mensen die hem nog niet kennen zien hem vaak aan voor de toegewijde specialist die hij ooit was. Hanno zit er niet mee, hij heeft nooit veel aandacht voor zijn uiterlijk gehad, maar realiseert zich wel dat mensen in verlegenheid worden gebracht als ze pas later ontdekken wie hij is.
Hanno komt bij mij omdat hij meer voeling wil krijgen voor de indruk die hij op nieuwe mensen maakt. Ik vraag de acteur om zijn voorkomen zo precies mogelijk te laten zien. Een iets voorover gebogen man komt discreet binnen, kijkt snel waar hij kan zitten en installeert zich zonder omhaal. Hij is niet gehaast of gespannen, kijkt de ruimte pas rond als hij helemaal klaar is om te beginnen, is volkomen onnadrukkelijk aanwezig. Hanno lacht en roept dat hij zich hierin herkent. Even later verzucht hij dat hij deze man nooit voor een gezaghebbende functie zou aannemen. Hij vraagt zich af hoe het hem ooit gelukt is om zijn positie te bemachtigen.
We oefenen hoe hij onverholen binnen kan komen, rechtop, open en direct met een brede blik. Hoe hij de tijd kan nemen om de zaal in zich op te nemen, mensen op te merken, ingaan op de mogelijkheden tot contact die zich voordoen. We verkennen manieren om, zonder tekst, ruimte in te nemen aan tafel. Hanno merkt hoezeer hij hiermee de schijnwerpers op zich vestigt. Het maakt hem verlegen, het voelt een tikkeltje overdreven.
Hanno is intelligent en buitengewoon erudiet, hij houdt van complexe projecten en geniet ervan om met simpele vragen zijn mensen uit te dagen om tot verrassend goede resultaten te komen. De externe optredens en brede ceremoniële bijeenkomsten die bij zijn functie horen, ziet hij eerder als noodzakelijk kwaad.
In de loop van een aantal weken ontwikkelt Hanno een eigen stijl. Hij blijkt zijn aanwezigheid kenbaar te kunnen maken door een minieme handbeweging, een opgetilde wenkbrauw of een kuchje. Hij kijkt breed en onbevangen de ruimte rond, er lijkt hem bijzonder weinig te ontgaan. En hij kijkt met genegenheid naar mensen, het ontbreekt hem niet aan moed om het oogcontact vast te houden. Als de acteur die manier van kijken nadoet ziet Hanno de kracht ervan.
Als ik een tijdje later op het ministerie ben, loop ik bij hem langs. Hij vertelt dat hij niet altijd de energie opbrengt om in een eerste contact stevig aanwezig te zijn, maar ziet minder tegen nieuwe gezelschappen op. Het verrast hem dat hij zo ook meer informatie oppikt over de mensen, de ruimte en de sfeer. Zijn werk begint tegenwoordig niet pas als het gesprek begint, maar vanaf het moment dat hij een ruimte binnenkomt.